Wijnbreinbrekers: Aanzuren
Aanzuren is een correctie van de most of de wijn. Het wordt niet alleen
gedaan voor de smaakbalans van de wijn, maar ook voor de kleur. En
misschien zelfs belangrijker, voor zijn microbiologische stabiliteit en
houdbaarheid. Een en ander houdt verband met de effectiviteit van
zwaveldioxide (SO₂, vaak simpelweg ’sulfiet’ genoemd als het gaat om
wijn), dat fungeert als antioxidant en antiseptisch middel. Die wordt
direct beïnvloed door de pH (zuurgraad) van de most en wijn; hoe lager
de pH, des te beter werkt sulfiet. Aanzuren kan op verschillende
manieren, die onder te verdelen zijn in chemische aanzuring, fysieke
aanzuring en microbiologische aanzuring.
De meest gangbare is chemisch aanzuren door middel van toevoeging van
een organisch zuur. Met name wijnsteenzuur wordt gebruikt, zeker voor
kleine pH-correcties. Dit zuur is typerend voor druiven, stabiel (wordt
niet gemakkelijk omgezet) en heel belangrijk in de smaak van wijn,
omschreven als hartig, bitter zuur. Het is gemakkelijk in het gebruik.
Een nadeel is dat wijnsteenzuur gemakkelijk reageert met kalium en
calcium, waardoor kristalvormige zouten ontstaan die vaak wijnsteen
worden genoemd. Omdat veel consumenten vaste deeltjes in wijn
verontrustend vinden, wordt vaak een koudebehandeling gedaan om de
kristallen te doen neerslaan en te verwijderen. Maar dan gaat er ook
wijnsteenzuur verloren.
Andere organische zuren kunnen ook worden gebruikt, maar hebben veelal
grotere nadelen. Appelzuur is minder stabiel, vormt voeding voor
melkzuurbacteriën en wordt gemakkelijk omgezet in melkzuur, dat een
zwakker zuur is (melkzuur draagt ca. 50% minder bij aan het totale
zuurgehalte van wijn dan appelzuur). Melkzuur toevoegen om de pH te
verlagen, is dus ook niet zo effectief, want je hebt relatief veel nodig
en het beïnvloed de smaak, die ronder en zoeter wordt. Ook het toevoegen
van citroenzuur is niet ideaal; het beïnvloedt mogelijk de smaak, omdat
melkzuurbacteriën citroenzuur verbruiken, waarbij diacetyl wordt
gevormd. Dat geeft de bekende botergeur. Toevoeging van fumaarzuur is
heel effectief om de pH te verlagen en bijvoorbeeld ook om een
ongewenste malo te voorkomen. Maar het is slecht oplosbaar.
Mede omdat aanzuring door toevoeging van een organisch zuur lastig
precies te controleren is, zijn er technieken ontwikkeld die wijn
‘fysiek’ aanzuren. Het gaat om kationenuitwisseling en elektrodialyse.
In het eerste geval wordt gebruik gemaakt van een kolom met een
gepolymeriseerde hars. Die hars wordt eerst geactiveerd door een sterk
zuur, zoals zwavelzuur of zoutzuur, waarna deze wordt afgespoeld met
zacht water. Daarna gaat de wijn door de kolom en worden kationen in
wijn, zoals kalium (K⁺), uitgewisseld tegen waterstofionen (H⁺). Dit
heeft een afname van de pH tot gevolg en het risico op wijnsteenvorming
neemt ook af. Helaas leidt het bij rode wijn ook tot een klein verlies
aan kleur en structuur, doordat de gepolymeriseerde hars ook wat
anthocyanen en tannine bindt.
Bij elektrodialyse wordt gebruikt gemaakt van een semi-permeabel
membraan dat onder invloed van een elektrisch spanningsveld selectief
ionen doorlaat. Kalium (K⁺) wordt vervangen door waterstofionen (H⁺),
maar bitartraationen komen niet door het membraan en blijven dus in de
wijn (net als de geconjugeerde basen van ander organische zuren).
Hierdoor neemt de pH af en het totale zuurgehalte toe. De pH valt door
fysieke aanzuring heel precies bij te sturen, maar beide technieken
vragen om dure apparatuur en er is veel water bij nodig, wat ze minder
duurzaam maakt.
Tenslotte kun je aanzuren door gebruik te maken van microbiologische
methoden. Simpel gezegd gaat het om gisten die wat (organische) zuren
produceren. Opmerkelijk is dat saccharomyces cerevisiae-culturen die uit
warme gebieden komen, geen appelzuur verbruiken tijdens de gisting en
zelfs het gehalte aan appelzuur kunnen doen toenemen, terwijl
saccharomyces cerevisiae uit koele gebieden appelzuur consumeert. Een
ander zuur dat door saccharomyces cerevisiae gevormd wordt, is
barnsteenzuur, dat zoutig-bitter smaakt en in wijnen uit warme gebieden
kan bijdragen aan vermeende frisheid.
Het gebruik van een niet-saccharomyces-gist, genaamd lanchancea
thermotolerans, wordt wetenschappelijk gezien als de meest betrouwbare
biologische manier om de pH te verlagen (tot wel 0.5). Maar de gist is
minder goed in het omzetten van suiker in alcohol (en werkt niet bij
meer dan 10% alcohol), dus moet lanchancea thermotolerans altijd in
combinatie met saccharomyces cerevisiae worden gebruikt. Bovendien is de
gist gevoelig voor sulfiet. Een andere niet-saccharomyces-gist, candida
zemplinina, schijnt ook potentie te hebben voor aanzuring.
Lars Daniëls |